Met zijn monografie ‘Grand Interiors’ bewijst Geoffroy Van Hulle dat hij als decorateur een unieke plaats heeft in de Belgische interieurwereld. Naar wie kijkt hij op? Wat zijn de ingrediënten van zijn stijl? Wat stralen zijn interieurs uit? ‘Mijn woningen moeten in de eerste plaats comfortabel en gezellig zijn. Nergens mag de afstand naar de dichtstbijzijnde bar, bibliotheek of open haard meer dan vijf stappen zijn.’

Als je de kans krijgt om de showroom van Geoffroy Van Hulle te bezoeken in Maldegem of Knokke: niet twijfelen. Het is een belevenis op zich: je komt er terecht in een weelderig decor, waar je minstens een paar ogen te kort komt. De Belgische decorateur neemt je mee in een meeslepend verhaal langs verschillende kamers en salons, die allemaal een wereld op zichzelf zijn. Van een eetkamer in oranjeroze lakwerk, tot een Egyptisch geïnspireerd salon vol oriëntalistische referenties: je gelooft je ogen niet. En het bijzonderste van al: die setting wisselt twee keer per jaar compleet. ‘Ik ben wel voorstander van interieurs, die per seizoen veranderen. In de zomer doe je toch ook geen dikke winterjas aan?,’ zegt hij.
Je zou Van Hulles stijl ‘maximalistisch’ kunnen noemen. ‘Maar bovenal streeft ik naar maximale luxe en comfort,’ zegt hij. Dat is het hem nu net: Van Hulle ontwerpt geen showroomwoningen, waar je bang moet zijn om één of andere dure designzetel te besmeuren. Hij decoreert ook niet met blue chip kunst, waarvan je de kunstenaar van mijlenver kan herkennen. Achter zijn interieurs schuilt geen namedropping, pretentie of een vergezocht concept. Het zijn in de eerste plaats plekken die intuïtief zijn samengesteld. ‘Mijn interieurs moeten letterlijk ‘bonvivants’ zijn,’ zegt hij. ‘Settings waarin je goed kan leven.’


Van Londen tot Parijs
Dat Van Hulle een soort levenskunstenaar is, merk je ook meteen in zijn jongste monografie, uitgegeven door Pelckmans. ‘Grand Interiors’ is een meeslepend salontafelboek vol prestigieuze woningen, van Knokke tot Parijs, van Londen tot Antwerpen. ‘Mijn interieurs moeten in de eerste plaats comfortabel en gezellig zijn,’ zegt hij. ‘Nergens mag de afstand naar de dichtstbijzijnde bar, bibliotheek of open haard meer dan vijf stappen zijn.’

Dat is ook het geval in het prachtige Antwerpse appartement, op een boogscheut van het MAS. Of in de Knokse luxeflat, geïnspireerd op een Parijs ‘Grand hotel’. Maar onze favoriet in het boek is absoluut het markante townhouse in Londen, waarin Van Hulle als anglofiel zijn Britse register helemaal kon opentrekken. In het salon van de Victoriaans geïnspireerde wintertuin zouden we zonder problemen kunnen wonen.
Als je de projecten in het boek met elkaar vergelijkt, merk je meteen hoe Van Hulle elk interieur verankert in zijn omgeving. In Antwerpen verwerkte hij talloze nautische elementen, die verwijzen naar de havenstad én wereldburgers die het appartement bewonen. In Londen herinterpreteerde hij Engelse stijlelementen op een ongedwongen manier.
Functies in de blender
Het boek toont niet alleen integrale interieurs, de publicatie toont ook aan dat Van Hulle een sfeerschepper pur sang in. In het tweede deel van ‘Grand Interiors’ spitst de Maldegemse decorateur zich toe op badkamers, slaapkamers, bibliotheken, zithoeken: specifieke ruimtes die hij telkens opnieuw probeert heruit te vinden. ‘Ik ontwerp bijvoorbeeld een privébibliotheek waarin je kan dineren. Of ik zorg ervoor dat een badkamer er niet uitziet als een badkamer, maar als een living.

Waarom zou er in het toilet geen imposant schilderij mogen hangen, dat je eigenlijk in de woonkamer zou verwachten? Door de codes van verschillende kamers met elkaar te vermengen, ontstaan er intrigerende interieurs. Functionaliteit benader ik liefst vanuit verschillende invalshoeken tegelijk. Ik maak alledaagse ruimtes bijzonder, ik tover het gewone om in iets buitengewoons.’
‘Buitengewoon’, dat is het woord dat nog het best het boek ‘Grand Interiors’ omschrijft. In de Belgische interieurwereld is Van Hulle dan ook een buitenbeentje. Anders dan zijn collega interieurarchitecten ontwerpt hij geen ‘comforting homes’, die vooral bakens van rust en sereniteit moeten zijn. Hij durft risico’s nemen en introduceert een soort ‘speelsheid’ in interieurs. Wonen mag weer fun zijn. En dat is een verademing, want interieurs in de typische ‘Belgische stijl’ willen vaak zeer serieus genomen worden. ‘Mijn klanten willen niet wonen in museale woningen, waar de namen van de kunstenaars of designers belangrijker zijn dan de sfeer.’
Eigenzinnig pad
Van Hulle is ook een buitenbeetje, omdat zijn parcours zo atypisch is. Hij groeide op in een familie van meubelmakers in Maldegem. Zijn eerste stappen zetten hij in de interieurwinkel van zijn ouders, waar hij de kans kreeg om ‘corners’ in te richten in zijn eigen (toen nog veel bravere) stijl. Mettertijd kwamen de klanten van zijn ouders bij de jonge Van Hulle aankloppen om integrale interieurs te ontwerpen. En zo ging de bal aan het rollen. Op school koos de Maldegemse decorateur ook zijn eigen pad. In plaats van droge, minimalistische interieurs te ontwerpen, viel hij op door zijn hang naar antiek, gezelligheid, comfort en historische referenties. ‘Mijn grote voorbeeld is David Hicks,’ zegt hij. ‘Hij moderniseerde het klassieke interieur door antiek te combineren met strakke lijnen, ritmische patronen, gedurfde kleurvlakken en contrasterende texturen.’

Evengoed kijkt Van Hulle naar figuren als Cecil Beaton, de Britse alleskunner, die fotograaf, kostuumontwerper én scenograaf was, maar ook grootse interieurs tekende voor de internationale jetset. Of naar Renzo Mongiardino, de Italiaanse estheet die bekend werd om zijn weelderige theater- en woondecors vol historische referenties. Net als zijn helden durft hij drukke prints te combineren met aziatica, curiosa of theatrale elementen, zoals spiegels of gordijnen. Het is die ‘grandeur’ die zijn interieurs (en zijn boek) typeert.
Scenograaf van het dagelijks leven
Eigenlijk is Van Hulle meer scenograaf dan interieurarchitect. Hij denkt meer als een couturier die ruimtes aankleedt dan een architect die met licht en ruimte boetseert. Hij is een decorateur in de letterlijke zin van het woord: iemand die decors bouwt om in te wonen en in te ontvangen. Niet toevallig is ‘The Art of Entertainment’ één van de hoofdstuktitels in het boek: zijn bijzondere interieurs zijn gemaakt om van het leven een feestje te maken. ‘Het zijn uitvergrote decors, voorzien om exuberante momenten te delen met je naasten,’ zegt hij. ‘In mijn interieurs ben je een soort hoofdpersonage van je eigen film.’
Die vergelijking gaat mooi op, want elke kamer in zijn projecten kan je beschouwen als een aparte scène van een langspeelfilm, met Van Hulle als regisseur. Zelfs aan de ‘overgangen’ tussen de ‘scènes’ besteedt hij veel aandacht. Vaak zijn deuren, rondbogen of passerelles nadrukkelijke cesuren in zijn interieurs. ‘Ze zijn een nulpunt: mijn manier om je blik te herijken, onderweg naar een nieuwe scène, waar weer iets nieuws te beleven valt.’ Neen, vervelend wordt het nooit in een huis van Van Hulle.
Grand Interiors, Geoffroy Van Hulle, € 94,50, uitgegeven bij Pelckmans.
www.geoffroyvanhulle.com
Tekst: Thijs Demeulemeester